Ineens werd het donker. Wel was het gewoon overdag want ik zag dat de zon scheen en iedereen was wakker. Maar toch leek het alsof er een donkere sluier over alles heen was gelegd.
Alles was wat doffer geworden. Wat ik zag waren enkel voorwerpen. Benodigdheden. Meer niet. De kleur was dof, de geur was dof en de muziek klonk dof.
Het leven zat onder het stof. En ik had geen idee hoe ik het moest schoonmaken.
Maar ineens ben ik er weer. Zomaar ineens is er weer kleur in mijn leven. Zie ik de schoonheid van simpele dingen zoals mijn licht verbrande rode koffie percolator, de structuur in de handgemaakte koffiekopjes en hoor ik de warmte in het zachte spinnen van mijn kat Tyson die, als ik op de bank zit altijd zo dicht mogelijk bij me komt spinnen. Ik voel de rust in zijn tevredenheid. Omdat alles ineens weer begint te glimmen besef ik me des te meer hoe dof alles afgelopen jaren is geweest.
Vanaf het moment dat mijn vader stierf aan alvleesklier kanker is er bij mij een grote geluidsdichte muur om mijn hart heen gaan groeien. Op zich hoorde ik de geluiden van buitenaf nog wel, maar ze waren dof. Ze konden mijn hart niet meer helder bereiken. De liefdevolle woorden van al mijn dierbaren en zelfs vage kennissen kwamen zachter binnen. Gelukkig kwamen ze met een gigantische hoeveelheid dus ze hebben absoluut kieren weten te kraken in mijn muur. Maar het helemaal openbreken was aan mijzelf.
Ik ben een Yoga juf, een jarenlang praktiserend Boeddhist en een van nature optimistisch mens maar jeetje mina wat was het zelfs voor mij zwaar om mijn voeten op de aarde te houden en niet op te lossen in het donker waar ik dacht dat mijn vader naartoe was.
Zelfs toen mijn zoon op aarde was gearriveerd voelde het alsof ik hem zag vanachter een wand van glas.
Ik deed mijn best. Ik wist welke stappen ik moest nemen. Gezond eten, blijven bewegen en actief deelnemen aan de echte wereld. Met blote voeten in het bos! Aarden! Maar hoe kwam het dat wanneer ik in de spiegel keek me zelf steeds meer zag verdwijnen? Ik werd dunner en dunner, moeier en moeier. Zo moe dat ik dacht dat iedereen beter af was zonder mij. Wat was er toch met me aan de hand?
Ik ging maar door en door en door. Mijn best doen, positief blijven, het licht blijven zien.
Maar mijn adem werd steeds minder. De letterlijke toevoer van wat het leven is kon mij steeds slechter bereiken. Mijn lucht leek op.
En toen gaf ik op, of liever gezegd, toen gaf ik me over. Ik lag met mijn hoofd en armen op het bureau van de huisarts en zei: Ik kan niet meer…
Toen ging het snel. Er kwam een scan en er bleek een giga tumor naast mijn hart te zitten, mijn linkerlong was volledig weggeduwd en mijn hart en rechterlong zaten scheef.
Ik had kanker. En vanuit deze ontdekking begon officieel mijn helingsproces.
Missie “het grote overgeven aan het leven” was begonnen.
De muur in mijn borstgebied moest met grof geschut worden afgebroken. Alles in dat gebied en in de rest van mijn lichaam werd letterlijk gebombardeerd. Er werd voorspeld dat ik met elke chemo zwakker zou worden. Omdat chemo een ontzettend zwaar en giftig effect heeft op je lichaam.
Maar met elke chemo bombardering met de grond gelijk te zijn gemaakt, krabbelde alle cellen in mij zich hoopvol op en maakte me sterker. Kuur voor kuur werd de muur rondom mijn hart steeds meer afgebroken.
Ik werd sterker. Het werd lichter.
Mijn hart kreeg weer ruimte om te voelen. De adem kon erbij. Het leven mocht weer zijn.
En het leven is alles. The good and the bad. Vandaar dat de muur direct werd opgebouwd toen mijn vader stierf. Want die kant van leven, de dood, die kon ik absoluut nog niet aan.
Omdat dood en leven beiden een kant van één en dezelfde munt zijn en ik nee zei tegen het gevoel dat bij de dood hoort, zei ik onbewust ook nee tegen het gevoel wat leven is.
Leven en dood, ze horen bij elkaar.
Wanneer ik me gelukkig voel ervaar ik de liefde. En mijn vader is voor mij verbonden met de liefde. Dus als ik liefde voelde, voelde ik hem. Maar het gemis was me te groot. De pijn was choquerend veel.
En dat kon ik niet toelaten. Ik heb een muur opgebouwd om het verdriet buiten me te houden.
Alleen, verdriet op slot is geluk op slot. Ze komen namelijk uit dezelfde bron. Liefde.
Totdat ik de weg van overgave en ook toelaten insloeg.
Heel voorzichtig volgde ik mijn adem terug mijn lichaam in.
Ik ging voelen hoe ik het leven ervaar.
Mijn controle moest op stil en mocht alleen maar toekijken. Hoe ik de reis in mijn binnenwereld ging verkennen.
Alle grote verdrieten, de angstige momenten en de diepe verlangens kwamen aan het licht.
Varend op mijn adem voelde de reis veilig. Hoe dichter ik bij mijn adem bleef hoe beter ik kon zien, voelen en horen wat het leven mij wil laten zien.
Alles mocht er zijn en alles mocht gevoeld.
Ik kon helemaal aanwezig zijn in mijn ervaring van het leven.
Mijn adem poetste alles weer schoon.
Elke huilbui zorgde voor helderheid.
Door het toestaan van mijn ervaring van dit leven kwam ik weer in balans.
Dans ik weer op muziek. Hoor ik mijn vader soms zachtjes zingen en weet ik dat hij nog steeds voor mij zorgt.
Ik geniet weer van de kleine en de grote dingen.
Zie ik mijn zoontjes vrolijke gezicht en zie ik dat hij op hem lijkt.
De bron is weer aan het stromen en mijn adem wijst de weg.
Voel ik alles, dus ik leef.
En leven zal ik.
Ik ben er weer!
コメント